Articles

Detecteren van bewuste hersenactiviteit bij niet-responsieve patiënten met ernstig hersenletsel

TNN - jaargang 120, nummer 6, december 2019

H. Arnts , dr. A.F. van Rootselaar , dr. D.R. Buis , P. van den Munckhof

SAMENVATTING

Het is al langere tijd bekend dat er bij patiënten met een bewustzijnsstoornis na ernstig hersenletsel meer hersenactiviteit en bewustzijn aanwezig kan zijn dan onderzoek aan bed doet vermoeden.1 Zo worden bij 14% van de patiënten met een langdurige bewustzijnsstoornis bij EEG of functionele MRI met actieve (motorische) paradigma’s toch signalen opgevangen die wijzen op een intact bewustzijn.2 Deze patiënten voeren dus geen opdrachten uit, maar vertonen wel specifieke corticale activatie als respons op het aanbieden van opdrachten. Deze discrepantie wordt ook wel cognitieve-motorische dissociatie (CMD) genoemd.3 In het onderzoek van Claassen et al. wordt onderzocht of de aanwezigheid van CMD na acuut hersenletsel voorspellend is voor de uitkomst.4
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHR 2019;120(6):238-9)

Lees verder

Lumbale hernia nuclei pulposi bij Kinderen

TNN - jaargang 120, nummer 5, oktober 2019

dr. D.R. Buis , drs. T. Jiya , dr. M. Engelen , dr. P. Bouma , drs. K.M. Slot , dr. F.W. Hoefnagels , drs. E.J. Wouda , dr. G.J. Bouma

SAMENVATTING

Een lumbale hernia nuclei pulposi (HNP) is bij kinderen veel zeldzamer dan bij volwassenen. Kinderen met een lumbale HNP hebben relatief vaak alleen rugpijn, vrijwel altijd een positieve proef van Lasègue, en vaak een indrukwekkende reactieve scoliose. De differentiaaldiagnose van een lumbale HNP bij een kind bestaat uit: spondylodiscitis, spondylolyse, een apofyseale ringfractuur, tumoren van de lumbale wervelkolom of aspecifieke lage rugpijn. Bij een verdenking op HNP is een MRI van de lumbale wervelkolom met ten minste een sagittale en axiale T1- en T2-gewogen sequentie het onderzoek van keuze. Net als bij volwassenen is conservatieve behandeling de eerste keus. Indicaties voor chirurgie van een lumbale HNP bij een kind zijn een caudasyndroom, progressieve motorische uitval of ernstige onhoudbare pijn die niet reageert op analgetica of niet verbetert na 8–12 weken conservatieve therapie.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2019;120(5):174–81)

Lees verder

Effect van vroege profylactische hypothermie bij patiënten met ernstig traumatisch hersenletsel

TNN - jaargang 120, nummer 2, april 2019

dr. D.R. Buis , L. Koers , dr. B.A. Coert , M.B. Lequin

SAMENVATTING

Doel van de behandeling van patiënten met ernstig traumatisch hersenletsel is het zoveel mogelijk voorkomen van secundaire schade. Late hypothermie leidde bij deze categorie patiënten niet tot een betere uitkomst.1 Minder diep en langer koelen, en langzaam opwarmen zijn wel geassocieerd met een betere uitkomst.2 Cooper et al. onderzochten in de ‘Prophylactic Hypothermia Trial to Lessen Traumatic Brain Injury – Randomized Clinical Trial’ (POLAR-RCT) of vroege profylactische hypothermie (33–35°C) gedurende langer dan 48 uur, en in combinatie met langzaam opwarmen (< 0,25°C/uur) leidt tot een betere neurologische uitkomst.3
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2019;120(2):78-9)

Lees verder

Recombinant poliovirus als behandeling van recidief glioblastoom multiforme

TNN - jaargang 119, nummer 5, oktober 2018

dr. D.R. Buis , dr. D.P. Noske

SAMENVATTING

Na genetische modificatie kunnen virussen door een veranderd tropisme tumorcellen selectief infecteren met daardoor een selectieve cytotoxische werking, waarna lysis van tumorcellen optreedt. Naast een direct cytotoxisch effect zorgen deze oncolytische virussen ook voor een betere antigeenpresentatie en activering van een immuunrespons. Probleem bij het gebruik van virussen voor deze benadering is dat het virus zelf ook onderhevig is aan de afweer van de patiënt, en dat adequate infectie van tumorcellen door het virus in de praktijk lastig blijkt.

Voor de behandeling van glioblastoom multiforme (GBM) onderzochten Desjardins et al. van Duke University een gemodificeerd poliovirus (PVSRIPO) vanwege tropisme voor CD155 dat hoog tot expressie komt in glioblastoomcellen.1 Door de ‘internal ribosomal entry site’ (IRES) te modificeren, grijpt het virus niet meer aan op neuronen.2 PVSRIPO werd overigens eerder gebruikt in de experimentele behandeling van borst- en prostaatkanker.3

In een fase 1-trial, opgedeeld in een dosisescalatie- en een dosisexpansiedeel, werd van mei 2012 tot mei 2017 de uitkomst na intratumorale infusie van PVSRIPO bij 61 patiënten met een recidief GBM onderzocht.1 De primaire uitkomstmaat van de studie was het vaststellen van het toxiciteitsprofiel en het bepalen van de juiste dosis voor een fase 2-studie, en tevens een indruk krijgen van de radiologische respons en overleving. Geïncludeerd werden volwassen patiënten met een recidief, pathologisch bevestigd, supratentorieel GBM met een maximale doorsnede van 1–5,5 cm. De controlegroep bestond uit voorheen behandelde patiënten met een recidief GBM die voor PVSRIPO in aanmerking hadden kunnen komen. Om immuniteit tegen poliovirus te garanderen, en om verspreiding van het virus buiten de tumor zo veel mogelijk te voorkomen, kregen patiënten in de studiegroep poliovaccinatie voor infusie van PVSRIPO. Patiënten in de studiegroep ondergingen een stereotactisch biopt, zonder aanvullende resectie, waarna een katheter in de tumor werd aangebracht. Hierdoor werd gedurende 6,5 uur PVSRIPO in een oplossing van 3,25 ml toegediend. Door toediening direct in de tumor via ‘convection-enhanced delivery’ (CED) kan de bloed-hersenbarrière worden omzeild, en wordt lokaal een hoge dosis bereikt, met minimale systemische toxiciteit.

In het dosisescalatiedeel werden ernstige bijwerkingen (graad 3 of hoger) gezien bij 5 van 9 patiënten (56%), en in de dosisexpansiefase bij 10 van 52 patiënten (19%). Twee patiënten overleden gedurende de studie: één na een insult en één na een intracraniële bloeding bij gebruik van anticoagulantia. De meeste bijwerkingen werden toegekend aan peritumorale inflammatie gerelateerd aan de locatie van de geïnfundeerde tumor. Bijwerkingen werden behandeld met glucocorticoïden en bevacizumab. Uiteindelijk werd een dosisniveau -1, 5,0×107 ‘tissue culture infectious dose’ (TCID50) als geschikt voor een fase 2-studie bevonden, mede omdat het corticosteroïdgebruik bij deze dosis lager was.

Opvallend is dat er na 24 maanden follow-up stabilisatie van mortaliteit optrad in de PVSRIPO-groep; deze was 21% na 24 maanden, en dit bleef zo tot 36 maanden follow-up. In de controlegroep was de overleving 14% na 24 maanden en 4% na 36 maanden. Voor het verschil in overleving werd geen voorspeller gevonden. Drie patiënten waren langer dan 57 maanden na PVSRIPO-infusie nog in leven.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHR 2018;119(5):191-2)

Lees verder

Outcome after conservative management or intervention for unruptured brain arteriovenous malformations

TNN - jaargang 115, nummer 4, december 2014

dr. D.R. Buis , D. Verbaan PhD

Lees verder

Mortaliteit na intracraniële tumorchirurgie bij kinderen en volwassenen

TNN - jaargang 113, nummer 3, juni 2012

dr. D.R. Buis

Lees verder