TNN - jaargang 120, nummer 3, juni 2019
drs. E.L. van der Ende , dr. E. van den Berg , dr. H. Seelaar , dr. M.P. Coesmans , prof. dr. M.W. Vernooij , prof. dr. J.C. van Swieten
Frontotemporale dementie (FTD) is een neurodegeneratieve aandoening met een heterogene symptomatologie. De meest voorkomende vormen zijn de gedragsvariant en de taalvarianten. FTD is geassocieerd met amyotrofe lateraalsclerose. Bovendien behoren progressieve supranucleaire parese en corticobasale degeneratie tot hetzelfde klinisch-pathologische spectrum. Het onderscheid met psychiatrische en andere neurodegeneratieve aandoeningen kan moeilijk zijn. Een correcte diagnose is van groot belang voor de begeleiding van de patiënt en mantelzorger(s). Bij 10–20% van alle FTD-patiënten is sprake van een autosomaal-dominant overervende DNA-mutatie, meestal in de genen GRN, MAPT of C9orf72. Naast een MRI van de hersenen en neuropsychologisch onderzoek kan een FDG-PET-scan en/of lumbaalpunctie bijdragend zijn in de diagnostiek. Biomarkers ter ondersteuning van de klinische diagnose FTD en als surrogaatuitkomstmaten in toekomstige medicatietrials zijn de afgelopen tijd sterk in ontwikkeling. Naast begeleiding door een casemanager en opvang in centra voor (jong) dementerenden, kan medicamenteuze behandeling verlichting van de gedragsproblemen geven.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2019;120(3):87–93)
TNN - jaargang 113, nummer 3, juni 2012
E.G.P. Dopper , prof. dr. J.C. van Swieten
Primair progressieve afasie is een syndroom waarbij taalstoornissen het eerste en belangrijkste symptoom zijn van een neurodegeneratieve ziekte. Er zijn drie varianten van primair progressieve afasie: semantische dementie; wordt gekenmerkt door benoemproblemen en verlies van woordbegrip en objectkennis, progressieve niet-vloeiende afasie; wordt gekenmerkt door spraakapraxie en agrammatisme, en logopenische progressieve afasie; deze variant wordt gekenmerkt door een langzame spraak, woordvindingsproblemen en gestoorde zinsherhaling. Alle drie de varianten kunnen zowel door frontotemporale lobaire degeneratie als de ziekte van Alzheimer veroorzaakt worden. Het is belangrijk om al in een vroeg stadium van primair progressieve afasie te kunnen bepalen om welke ziekte het gaat, omdat dit consequenties heeft voor de therapie en de prognose. Het is bij de presentatie van een primair progressieve afasie lastiger het onderliggend lijden te voorspellen dan bij de typische presentaties met geheugenproblemen bij de ziekte van Alzheimer en gedragsveranderingen bij frontotemporale lobaire degeneratie. De bevindingen bij neuropsychologisch en beeldvormend onderzoek hangen namelijk sterk samen met de klinische presentatie en niet zozeer met de onderliggende pathologie. In de toekomst zullen liquordiagnostiek en 11C-PIB-PET waarschijnlijk een belangrijke rol spelen in de diagnostiek bij patiënten met primair progressieve afasie. Er zijn echter meer studies nodig met grotere patiëntengroepen en pathologische bevestiging om de waarde van de verschillende vormen van onderzoek voor de differentiatie tussen frontotemporale lobaire degeneratie en de ziekte van Alzheimer te bepalen bij patiënten met primair progressieve afasie.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2012;113:101-7)
TNN - jaargang 113, nummer 2, april 2012
S.A. Zylicz , P.E. Cohn-Hokke , prof. dr. J.C. van Swieten
Frontotemporale lobaire dementie (FTLD), ook wel frontotemporale dementie, is een vorm van dementie waarbij aanvankelijk vooral het gedrag (FTLD-b) of de taal is aangedaan. Taalstoornissen presenteren zich als een primair progressieve afasie en kunnen onderverdeeld worden in semantische dementie, progressieve niet-vloeiende afasie en logopenische progressieve afasie. Belangrijke gedragsveranderingen zijn apathie, ongeremdheid en dwangmatigheid. FTLD komt in de meeste gevallen tot uiting voor het 65e jaar. Veelal wordt een selectieve atrofie van de frontaal- en/of temporaalkwabben gevonden, waarbij de verdeling van de atrofie sterk correleert met de klinische presentatie van de ziekte. Pathofysiologisch is FTLD onder te verdelen in twee groepen: taupositieve (FTLD-TAU), en ubiquitine- en TAR DNA-bindend eiwit (TDP-43)-positieve pathologie (FTLD-TDP). Neuropathologisch onderzoek bij semantische dementie en gecombineerde ziekte van FTLD en motorneuronziekte (‘motor neuron disease’, FTLD-MND) gaat in alle gevallen gepaard met FTLD-TDP, terwijl zowel FTLD-TDP als FTLD-TAU gezien kunnen worden bij FTLD-b.
Ongeveer 30–40% van de FTLD is familiair, waarvan een deel autosomaal dominant overervend. Momenteel zijn er drie genen bekend die FTLD kunnen veroorzaken: het progranuline-gen (GRN), het microtubule associated-protein-tau-gen (MAPT) en C9orf72. MAPT-mutaties leiden nagenoeg altijd tot FTLD-b met een gemiddelde beginleeftijd tussen 45–60 jaar, en gaan gepaard met tauopathie. De klinische presentatie bij GRN-mutaties is meestal FTLD-b, maar kan ook bestaan uit primair progressieve afasie, corticobasaal syndroom of een beeld sterk gelijkend op de ziekte van Alzheimer. C9orf72-mutaties leiden tot FTLD, meestal de gedragsvariant, tot amyotrofe laterale sclerose, of tot een combinatie van beide. GRN- en C9orf72-mutaties zijn geassocieerd met grote variabiliteit in beginleeftijd en klinische manifestatie, ook binnen families, en gaan gepaard met FTLD-TDP. Genetisch advies is geïndiceerd bij alle patiënten met een positieve familieanamnese en alle patiënten met vragen over de erfelijkheid van de ziekte. Ofschoon er de laatste 10 jaar veel vooruitgang is geboekt in het wetenschappelijk onderzoek, is de ontwikkeling van een behandeling de uitdaging voor de toekomst.
(Tijdschr Neurol Neurochir 2012;113:66-73)