TNN - jaargang 121, nummer 3, juni 2020
dr. M. Seelen , Prof, dr. J.J. van Hilten
Olanow en collega’s beoordelen in deze dubbelblinde, placebogecontroleerde fase III-studie het effect en de veiligheid van apomorfine sublinguaal voor de behandeling van onvoorspelbare en invaliderende off-periodes bij de ziekte van Parkinson. 141 patiënten met de ziekte van Parkinson werden geïncludeerd. Inclusievoorwaarden waren meer dan 2 uur off-tijd per dag met voorspelbare off-tijd in de ochtend, responsief zijn op behandeling met levodopa en op een stabiele dosis van antiparkinsonmedicatie zitten. In eerste instantie werd open-label getitreerd van 10 mg tot maximaal 35 mg apomorfine sublinguaal tot een getolereerde maximale respons werd bereikt (≤3 weken). 32 patiënten stopten in deze fase met de studie vanwege bijwerkingen (12), geen respons (11), terugtrekken van ‘informed consent’ (8) of ‘lost to follow-up’ (1). Vervolgens werden 109 patiënten dubbelblind gerandomiseerd voor sublinguaal apomorfine (n=54) dan wel placebo (n=55) gedurende 12 weken. Patiënten konden thuis tot 5 keer per dag de studiemedicatie innemen tijdens off-periodes. De innames en de bijbehorende respons op de studiemedicatie werden door de patiënten zelf bijgehouden in een dagboek. Daarnaast werden patiënten elke 4 weken in het ziekenhuis geëvalueerd tijdens een praktisch gedefinieerde off-periode (na staken van antiparkinsonmedicatie over de nacht gedurende ongeveer 12 uur). Als primaire uitkomstmaat werd het motorgedeelte van de ‘movement disorder society unified Parkinson’s disease rating scale (MDS-UPDRS) gebruikt. Hierbij werd de score 30 minuten na inname van apomorfine dan wel placebo vergeleken met de uitgangspositie voorafgaand aan inname op tijdstip 12 weken van de (intention-to-treat) behandeling. De belangrijkste secundaire uitkomstmaat was het percentage patiënten met een zelfgerapporteerde volledige respons 30 minuten na inname in de thuissituatie.
De gemiddelde MDS-UPDRS-score op baseline was 43,1 (SD 14,7). Dertig minuten na inname van de studiemedicatie was er een afname van de MDS-UPDRS-score van 11,1 punten (95%-BI -14,0 tot -8,2) in de apomorfinegroep en van 3,5 punten (95%-BI -6,1 tot -0,9) in de placebogroep (p=0,0002). Het verschil in de zelfgerapporteerde respons na 30 minuten tussen de apomorfinegroep (35% volledige respons; 95%-BI 21–53%) en de placebogroep (16% volledige respons; 95%-BI 8–30%), was eveneens significant (p=0,043).
Ten aanzien van de veiligheid en verdraagbaarheid werden voornamelijk lichte tot matige orofaryngeale klachten genoemd (31% in de apomorfinegroep en 7% in de placebogroep), zoals slijmvlieserytheem, een droge mond, glossodynie, lipoedeem/-zwelling, orofaryngeale zwelling en irritatie van de keel. Andere gemelde bijwerkingen waren voorbijgaande misselijkheid (28%), slaperigheid (13%), duizeligheid (9%) en vermoeidheid (5%). Bekende bijwerkingen van apomorfine zoals orthostatische hypotensie, hallucinaties, dyskinesieën en impulscontrolestoornissen kwamen zelden (≤2%) of niet voor. Bij 3 patiënten werden ten tijde van de studie ernstige ongewenste voorvallen gemeld. In de apomorfinegroep betrof dat 1 patiënt met een fataal hartinfarct bij bekende cardiale belasting en 1 patiënt met voorbijgaand hartfalen bij hypokaliëmie. In de placebogroep betrof het 1 patiënt met een voorbijgaande encefalopathie en nierfalen. Vanwege bijwerkingen zijn 15 van de 54 (28%) patiënten uit de apomorfinegroep gestopt met de behandeling en 5 van de 55 (9%) patiënten uit de placebogroep. Het moment waarop de bijwerkingen optraden werd niet benoemd.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2020;121(3):140–1)
TNN - jaargang 121, nummer 2, april 2020
drs. T.H. van Prooije , drs. V.J. Geraedts , Prof, dr. R.M.A. de Bie , Prof, dr. J.J. van Hilten , dr. B. Post
In dit overzichtsartikel worden de farmacologische behandelopties voor zowel de motorische als non-motorische symptomen van de ziekte van Parkinson besproken. Aan bod komen het werkingsmechanisme, de effecten, de bijwerkingen en de interacties van de verschillende middelen. Inzicht in deze principes is cruciaal om tijdens de verschillende ziektestadia de juiste behandelkeuzes te kunnen adviseren en te kunnen anticiperen op de mogelijke gevolgen van de behandeling. Onderscheid wordt gemaakt tussen de behandeling van motorische symptomen, voornamelijk via verschillende aangrijpingspunten binnen het dopaminesysteem, en de non-motorische symptomen, die niet te behandelen zijn met dopaminerge therapie.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2020;121(2):66–73)
Lees verderTNN - jaargang 118, nummer 3, september 2017
J.M. den Heijer , G. van Amerongen , mw. dr. E.P. ‘t Hart , prof. dr. T. van Laar , Prof, dr. J.J. van Hilten , dr. G.J. Groeneveld
De huidige behandeling van de ziekte van Parkinson (ZvP) is met name gericht op het dopaminerge systeem en werkt uitsluitend symptomatisch, terwijl het beeld van de ZvP als degeneratieve aandoening van de substantia nigra heeft plaatsgemaakt voor een multisysteemaandoening. Het ontdekken van genetische risicofactoren en het ontrafelen van de onderliggende processen die hierbij betrokken zijn, leiden tot nieuwe inzichten in de pathobiologie van de ziekte. Dit biedt een groeiend aantal mogelijkheden om gerichte farmacotherapie te ontwikkelen. Dit artikel geeft een overzicht van deze nieuwe inzichten in de pathobiologie van de ZvP en de mogelijkheden voor ‘disease-modifying’ farmacotherapie.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2017;118(3):102–9)
Lees verderTNN - jaargang 113, nummer 5, oktober 2012
drs. C.V.M. Verschuur , Prof, dr. J.J. van Hilten , prof. dr. T. van Laar , dr. B. Post , dr. G. Tissingh , Prof, dr. R.M.A. de Bie
Levodopa wordt algemeen beschouwd als het meest effectieve medicijn voor de ziekte van Parkinson. In de praktijk is men echter vaak terughoudend met het voorschrijven. Het starten van behandeling wordt uitgesteld en de dosering wordt zo laag mogelijk gehouden. De in het verleden bestaande bezwaren tegen het vroeg starten van levodopa blijken echter ongegrond en er zijn zelfs aanwijzingen dat het vroeg starten van levodopa een positief functioneel effect kan hebben op het ziektebeloop. Om meer duidelijkheid te verkrijgen over de eventueel positieve en negatieve aspecten van het vroeg starten van levodopa zijn de auteurs een nationaal onderzoek gestart.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2012;113:218-22)