TNN - jaargang 117, nummer 4, december 2016
dr. G. Drost , dr. F. Lange , dr. H.L. Journee , E.B. Muskens , prof. dr. E.W. Hoving , prof. dr. A.R. Absalom , dr. M.H. Coppes , dr. J.M.A. Kuijlen , dr. J.D.M. Metzemaekers , dr. J.R. Jeltema , D.L.M. Oterdoom , dr. M. Wagemakers , prof. dr. J.M.C. van Dijk , prof. dr. R.J.M. Groen
Het Universitair Medisch Centrum Groningen is de pionier in Nederland op het gebied van intraoperatieve neurofysiologische monitoring (IONM) bij neurochirurgische ingrepen. Sinds vele jaren worden operaties bij brughoektumoren, hemifacialisspasme, intramedullaire tumoren en ‘tethered spinal cord’- syndromen uitgevoerd met IONM. Het is een complexe activiteit. De metingen vereisen technische expertise en de beoordeling is niet altijd eenduidig.
Nooit is onomstotelijk aangetoond dat de toepassing van IONM de kans op complicaties vermindert. Het is wel bekend dat bij spinale chirurgie IONM het optreden van schade goed kan voorspellen. De European Association of Neurosurgical Societies organiseerde in de zomer van 2015 een congres in Verona met IONM als centraal thema. Daar is onderstreept dat IONM voor sommige neurochirurgen een onmisbaar hulpmiddel is geworden bij diverse soorten operaties aan het centrale en perifere zenuwstelsel. In dit artikel wordt dieper ingegaan op dit gegeven. De verschillende technieken en toepassingen worden besproken, evenals de ervaringen binnen de Groninger neurochirurgie.
(Tijdsch Neurol Neurochir 2016;117(4):157-67)
Lees verderTNN - jaargang 117, nummer 4, december 2016
dr. M. Wagemakers
Het aantal heropnames binnen 30 dagen wordt binnen verscheidene specialismen gezien als een waardevolle maat voor de geleverde kwaliteit van zorg. In de Verenigde Staten zijn programma’s geïmplementeerd waarin het aantal heropnames financiële consequenties kan hebben voor de zorgverlener in een poging om de kwaliteit van zorg te verbeteren.1 Voor de neurochirurgie is de relatie van de kwaliteit van zorg met het aantal heropnames binnen 30 dagen niet met zekerheid vastgesteld. En er zijn onderzoekers die betogen dat een hoog aantal heropnames ook een indicatie van goede zorg kan zijn.2 De redenen voor heropname betreffen echter voor een aanzienlijk deel complicaties die eventueel voorkomen hadden kunnen worden.3 Cusimano et al. hebben een systematische review gepubliceerd van het aantal heropnames binnen 30 dagen in de craniële neurochirurgie. Na een systematisch literatuuronderzoek werden 12 retrospectieve studies geselecteerd voor verdere analyse en presentatie volgens de PRISMA-methode (Preferred Reporting Items for Systematic Reviews and Meta-Analyses). Het betreft 11 Amerikaanse en 1 Australische studie die zijn uitgevoerd tussen 1991 en 2013, met patiëntenaantallen varierend van 100 tot 18.506. Het gerapporteerde percentage heropname binnen 30 dagen liep uiteen van 6,9% tot 23,89%. Complicaties, ras, opnameduur en comorbiditeit werden onder andere genoemd als zijnde van invloed op dit percentage. De resultaten van de verschillende studies waren wat dit betreft echter verre van eenduidig en een enkele keer zelfs in tegenspraak. Omdat het ontwikkelen van complicaties als belangrijkste reden voor heropname werd genoemd, waarbij het aandeel hiervan overigens niet wordt gekwantificeerd, pleitten de auteurs voor het implementeren van meer preventieve maatregelen ter voorkoming van complicaties, om daarmee het aantal heropnames te reduceren.
Bron:Cusimano MD, Pshonyak I, Lee MY, et al. Asystematic review of 30-day readmission after cranial neurosurgery. J Neurosurg 2016;e-pub ahead of print.
Lees verderTNN - jaargang 116, nummer 2, juni 2015
S. Immenga , dr. N.A. Bakker , dr. M. Wagemakers , prof. dr. J.M.C. van Dijk , dr. J.D.M. Metzemaekers
In dit artikel beschrijven wij onze ervaring met microvasculaire decompressie bij patiënten met trigeminus neuralgie met lange termijn follow-up. Doel van het retrospectieve onderzoek was het kwantificeren en analyseren van het behandelresultaat na een microvasculaire decompressie bij patiënten met trigeminus neuralgie die in de periode 1983–2008 geopereerd werden in het Universitair Medisch Centrum Groningen. Alle primaire en secundaire microvasculaire decompressies uitgevoerd in de periode 1983–2008 werden geïncludeerd. Ter follow-up werden de patiënten telefonisch benaderd, waarbij gestandaardiseerd werd geïnformeerd naar het verloop van de pijnklachten postoperatief. Middels statusonderzoek en vervolgens een multivariate Cox regressieanalyse werden factoren onderzocht die mogelijk het succes van de operatie hebben beïnvloed. Na één jaar was 86,2% van de 294 primaire operaties succesvol; na 10 jaar was dit 68,3% en na 25 jaar 65,7%. Uit de multivariate Cox-regressieanalyse blijkt dat het succes direct postoperatief significant het succes op de lange termijn voorspelde. Voorgaande neurodestructieve ingrepen beïnvloeden de succeskans niet. De prevalentie van ernstige algemene complicaties na een craniotomie was <1%. De prevalentie van ernstige uitval van de nervus trigeminus was 2,4%. Er was geen mortaliteit in de serie. De resultaten van dit onderzoek bevestigen de effectiviteit van de microvasculaire decompressie op de lange termijn met daarbij een lage kans op complicaties. Deze resultaten onderbouwen het beleid van de afdeling neurochirurgie van het Universitair Medisch Centrum Groningen om patiënten met primaire trigeminusneuralgie en weinig comorbiditeit primair een microvasculaire decompressie aan te bieden.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2015(2);116:79-86)