Articles

‘Vulnerable’ plaque in de arteria carotis interna: is er klinische meerwaarde voor de patiënt?

TNN - jaargang 120, nummer 1, februari 2019

T.J. van Velzen , M.I. Liem , dr. P.J. Nederkoorn

SAMENVATTING

Een stenose van de arteria carotis interna komt voor bij ongeveer 15% van de patiënten met een TIA of een herseninfarct. Volgens de nu geldende richtlijnen komen patiënten met een carotisstenose met symptomen in de laatste 6 maanden mogelijk in aanmerking voor revascularisatie middels stenten of carotisendarteriëctomie (CEA). Vanuit de cardiologie deed het concept van de ‘vulnerable’ plaque zijn intrede. Er zijn daarbij specifieke plaquekenmerken, te weten vorming van schuimcellen en groepen schuimcellen die zichtbaar zijn als witte aanslag in de vaatwand, macrofagen, een lipidenrijke necrotische kern, capillaire ingroei in de plaque, calcificaties, de dikte van de fibrotische kap en het intraplaquehematoom. Deze kenmerken geven een verhoogd risico op een nieuw cardiovasculair event. MRI lijkt het aangewezen aanvullende onderzoek om enkele van deze kenmerken aan te tonen en te relateren aan het risico op een recidiefberoerte en aan de functionele uitkomst. Tot op heden wordt alleen in de ‘Second European Carotid Surgery Trial’ (ECST-2) onderzocht of plaquekarakteristieken ook de uitkomst van de behandeling (CEA of alleen medicamenteus) beïnvloeden. Intussen doen nieuwe technieken om de plaque nog beter te karakteriseren, zoals ‘dynamic contrast enhanced’-MRI, hun intrede. Dit biedt mogelijkheden om nog gedetailleerder de plaque te bestuderen en tevens de mogelijke inflammatoire activiteit te onderzoeken. Of dit een rol speelt in het (hoge) recidiefrisico van patiënten is nog niet opgehelderd. Desalniettemin is de ‘COlchicine for preventioN of Vascular Inflammation in Non-CardioEmbolic Stroke’ (CONVINCE)- studie gestart, waarin gekeken wordt of het nuttig is om de inflammatoire reactie te behandelen met colchicine in lage dosering. Samengevat zijn kenmerken van de ‘vulnerable’ plaque voorspellers voor een recidiefevent, maar is nog niet duidelijk in hoeverre ze ook het effect, en dus de indicatie voor de behandeling kunnen voorspellen.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2019;120(1):18–23)

Lees verder

Kwaliteit van leven na hemicraniëctomie wegens een ruimte-innemend herseninfarct

TNN - jaargang 117, nummer 2, juni 2016

dr. T. van Middelaar , dr. E. Richard , dr. M.C. Visser , P. van den Munckhof , prof. dr. J. Stam , dr. P.J. Nederkoorn

Samenvatting

Hemicraniëctomie wegens een ruimte-innemend herseninfarct bij patiënten jonger dan 60 jaar leidt tot een sterke afname van de mortaliteit. Veel patiënten overleven echter met ernstige functionele beperkingen. Wij hebben de kwaliteit van leven van deze patiëntengroep onderzocht door middel van een cohortonderzoek en een systematisch overzicht van de literatuur. Hieruit blijkt dat de kwaliteit van leven op het gebied van fysieke gezondheid, zoals verwacht, duidelijk slechter is dan die van gezonde leeftijdsgenoten. Kwaliteit van leven op het gebied van mentale gezondheid is echter redelijk vergelijkbaar met leeftijdsgenoten. Patiënten met een infarct in de dominante hemisfeer lijken geen slechtere kwaliteit van leven te hebben. Meer dan de helft van de mantelzorgers geeft aan ernstig belast te zijn. De bevindingen uit deze onderzoeken kunnen meegenomen worden in de behandeloverweging bij patiënten met een ruimte-innemend herseninfarct.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2016;117(2):63–6)

Lees verder

Cochrane Stroke Group: ontwikkelingen en betekenis voor de klinische praktijk

TNN - jaargang 117, nummer 1, maart 2016

dr. P.J. Nederkoorn , prof. dr. A. Algra

Samenvatting

De Cochrane Collaboration is een internationale non-profitorganisatie met als doel het ondersteunen van wetenschappelijk onderbouwde beslissingen over interventies in de gezondheidszorg. Sinds de oprichting is de Collaboration enorm in omvang gegroeid en momenteel zijn er meer dan 50 ‘editorial groups’. Eén hiervan, de Cochrane Stroke Group (CSG), waarvan beide auteurs van dit artikel momenteel deel uitmaken, bestond in 2013 twintig jaar. Het feit dat de reviews veel geciteerd worden in nationale en internationale richtlijnen bewijst dat CSG-reviews over beroerte een belangrijke aantoonbare invloed hebben op de dagelijkse klinische praktijk. Voor de toekomst ligt de uitdaging in het bijgewerkt houden en prioriteren in het aanbod reviews, bij de groeiende hoeveelheid literatuur over behandelingen voor patiënten met een beroerte.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2016;117(1):32–35)

Lees verder

Preventief gebruik van antibiotica bij patiënten met een beroerte

TNN - jaargang 113, nummer 1, februari 2012

drs. J-D. Vermeij , drs. W.F. Westendorp , D.W.J. Dippel , prof. dr. D. van de Beek , dr. P.J. Nederkoorn

Samenvatting

Infecties komen vaak voor na een beroerte, met incidenties variërend van 5 tot 65%. Deze hoge incidentie wordt enerzijds veroorzaakt door de slechte klinische conditie van de patiënt en anderzijds waarschijnlijk ook door een verminderde afweer na het doormaken van een beroerte (‘stroke-induced immunodepression’). Het doormaken van een infectie, zoals een longontsteking of een urineweginfectie, is een onafhankelijke voorspeller voor een slechte uitkomst na een beroerte. In de dagelijkse praktijk worden patiënten die na een beroerte een infectie oplopen zo snel mogelijk behandeld met antibiotica. In een meta-analyse van vier gerandomiseerde studies is aangetoond dat het preventief toedienen van antibiotica aan patiënten met een beroerte het aantal infecties significant vermindert. Of hiermee ook de functionele uitkomst verbetert, is echter nog niet bekend. Dit wordt momenteel onderzocht in de Preventive Antibiotics in Stroke Study (PASS).
(Tijdschr Neurol Neurochir 2012;113:31-6)

Lees verder