Articles

Postinfectieuze cerebellaire syndromen

TNN - jaargang 117, nummer 2, juni 2016

L.M.E. de Ceuster , dr. S.F.T.M. de Bruijn , dr. M.P.J. Garssen

Samenvatting

In dit artikel wordt aan de hand van een drietal casus de kliniek, pathogenese, diagnostiek, differentiaaldiagnose en prognose besproken van het postinfectieuze cerebellaire syndroom. De eerste patiënt betrof een 16-jarige jongen die met spoed werd verwezen vanwege een onduidelijke spraak en wankel looppatroon sinds 4 dagen. Een MRI van het cerebrum toonde geen afwijkingen, maar bij aanvullend bloedonderzoek bleek sprake van een actuele epstein-barrvirusinfectie. Na een revalidatietraject van meerdere maanden was deze patiënt volledig hersteld. Een 54-jarige vrouw werd verwezen in verband met een spraakstoornis en dronkemansgang ontstaan tijdens een recent doorgemaakte Legionella pneumophila-pneumonie. Een MRI van de hersenen toonde enkele aspecifieke wittestofafwijkingen. Twee jaar later was zij grotendeels hersteld met een lichte dysartrie en milde ataxie als restverschijnselen. Een 52-jarige man werd in consult gezien op de Intensive Care vanwege een onduidelijke spraak en loopstoornis sinds een week. Hij was opgenomen vanwege een Legionella pneumophila-pneumonie. Een MRI van het cerebrum en liquoronderzoek toonden geen afwijkingen. Drie maanden later waren de dysartrische spraak en het atactische gangspoor volledig hersteld. Een postinfectieus cerebellair syndroom kan voorkomen op alle leeftijden en wordt gekenmerkt door het subacuut ontstaan van cerebellaire functiestoornissen voor, tijdens of na een infectieuze ziekte. Alhoewel het een zeldzame aandoening is, kunnen de symptomen zeer invaliderend zijn. Aanvullende diagnostiek is voornamelijk gericht op het uitsluiten van andere oorzaken en de behandeling bestaat voor een groot deel uit ondersteunende therapie. Het beloop is in de meeste gevallen gunstig, waarbij herstel wel weken tot maanden kan duren.

(TIJDSCH NEUROL NEUROCHIR 2016;117(2):67–72)

Lees verder

De betekenis van oligoklonale banden in de liquor: van meten naar weten

TNN - jaargang 114, nummer 2, juni 2013

M.M. Eysink Smeets , R.D. Oude Engberink , prof. dr. B.C. Jacobs , dr. S.F.T.M. de Bruijn

Samenvatting

Oligoklonale banden in de liquor worden vaak bepaald als onderdeel van de diagnostiek naar Multiple Sclerose. Oligoklonale banden zijn echter niet specifiek voor Multiple Sclerose, maar kunnen ook bij andere neurologische aandoeningen voorkomen. Oligoklonale banden zijn een kwalitatief kenmerk voor de aanwezigheid van immunoglobulinen. De gelijktijdige analyse van liquor en serum op oligoklonale banden kan resulteren in verschillende patronen. Verschillende bandpatronen passen bij verschillende soorten (neurologische) aandoeningen en kunnen behulpzaam zijn bij het stellen van de diagnose. In dit artikel wordt uitgelegd wat oligoklonale banden zijn, hoe ze bepaald worden en hoe de verschillende bandpatronen geïnterpreteerd moeten worden. Oligoklonale banden in de liquor worden gevonden bij demyeliniserende, inflammatoire en infectieuze ziekten van het centraal zenuwstelsel. De waarde van oligoklonale banden voor de kliniek wordt nader belicht.
(Tijdschr Neurol Neurochir 2013;114:60-66)

Lees verder

Fundoscopie: is de papil onscherp?

TNN - jaargang 113, nummer 1, februari 2012

J.A.F. Coebergh , E.V.M.J. Kuppens , dr. S.F.T.M. de Bruijn

Samenvatting

Fundoscopie ter beoordeling van papiloedeem is een essentieel onderdeel van het neurologisch onderzoek. Helaas is weinig bekend over de diagnostische nauwkeurigheid van de neurologische beoordeling van de papil. De aan- of afwezigheid van papiloedeem kan helpen bij de beoordeling of er sprake is van verhoogde intracraniële druk. Papiloedeem is een medische noodtoestand. Niet elke oedemateuze papil is een stuwingspapil. Indien stuwingspapillen aanwezig zijn, is behandeling om visusverlies te voorkomen cruciaal.
(Tijdschr Neurol Neurochir 2012;113:39-42)

Lees verder