Samenvatting

In tegenstelling tot vitamine K-antagonisten is er geen specifiek antidotum voor niet-vitamine K-antagonist orale anticoagulantia. Hierdoor bestaat de vrees dat de mortaliteit en morbiditeit van een bloeding of een spoedingreep hoger is in patiënten die behandeld worden met niet-vitamine K-antagonist orale anticoagulantia in vergelijking met patiënten die met vitamine K-antagonisten worden behandeld. Toch was de klinische uitkomst van niet-vitamine K-antagonist orale anticoagulantia en vitamine K-antagonistengerelateerde bloedingen in fase III-studies bij patiënten met atriumfibrilleren en veneuze trombo-embolieën vergelijkbaar. De effectiviteit van niet-specifieke prohemostatica zoals protrombinecomplexconcentraat en recombinant factor VIIa (rFVIIa) is onderzocht in gezonde vrijwilligers en in proefdiermodellen. Hierin lijkt protrombinecomplexconcentraat, zowel inactief als geactiveerd, effectief, hoewel de resultaten niet eenduidig zijn. Omdat deze middelen nog niet zijn onderzocht bij patiënten met bloedingscomplicaties blijft het voorlopig onduidelijk of de uitkomst van de bloeding hiermee verbeterd kan worden. Specifieke antidota voor dabigatran en factor Xa-remmers zijn momenteel in ontwikkeling met veelbelovende initiële onderzoeksresultaten. Totdat deze antidota beschikbaar zijn, blijft de optimale behandeling van bloedingen onzeker. Dankzij de betrekkelijk korte halfwaardetijd van niet-vitamine K-antagonist orale anticoagulantia zijn ondersteunende maatregelen en lokale compressie doorgaans voldoende en lijken niet-specifieke prohemostatica alleen nodig bij de ernstigste gevallen. Gebaseerd op het best beschikbare, maar schaarse bewijs zijn er richtlijnen opgesteld die praktische suggesties doen in geval van een niet-vitamine K-antagonist orale anticoagulantia-geassocieerde bloeding.
(Tijdschr Neurol Neurochir 2014;115:212-18)