OPTIMUM is een gerandomiseerde dubbelblinde superioriteitsstudie waarin het orale middel ponesimod werd vergeleken met teriflunomide bij volwassen patiënten met relapsing-remitting MS. Patiënten die waren behandeld met ponesimod vertoonden een lagere relapsfrequentie dan de actieve controlegroep die teriflunomide ontving. Ook op secundaire eindpunten zoals vermoeidheid en het totaal aantal actieve laesies was ponesimod superieur aan teriflunomide.
Achtergrond
Ponesimod is een specifieke s1p1-antagonist, die niet interacteert met andere s1p-receptoren. Ponesimod zorgt voor een snelle dosisafhankelijke en reversibele opeenstapeling van lymfocyten in lymfeorganen, wat leidt dit tot minder circulerende lymfocyten. Ponesimod kent een korte halfwaardetijd en zijn metabolieten zijn niet actief. Dit betekent dat het minder dan een week na het stoppen met de behandeling volledig verdwenen is uit het lichaam. De effecten die het middel op het immuunsysteem heeft, zijn ook snel reversibel, doordat het lymfocyten uit de circulatie haalt zonder deze te doden.
Patiënten met relapsing-remitting MS (18-55 jaar) met actieve ziekte voorafgaand aan screening en een EDSS-score van ≤5,5 werden geïncludeerd. Patiënten werden gerandomiseerd (1:1) toegewezen aan eenmaal daags ponesimod 20 mg plus placebo of teriflunomide 14 mg plus placebo voor een periode van 108 weken. Na de geblindeerde fase hadden de patiënten de mogelijkheid om door te stromen naar een ponesimod open-label extensiestudie. Het primaire eindpunt van de studie was de jaarlijkse relapsfrequentie.
Resultaten
In totaal werden 565 patiënten behandeld met ponesimod en 566 met teriflunomide. De baseline-karakteristieken waren vergelijkbaar voor beide groepen. De behandeling werd voltooid door respectievelijk 83,1% (ponesimod) en 83,6% (teriflunomide) van de patiënten. De jaarlijkse relapsfrequentie was significant lager in de ponesimod-groep in vergelijking met de controlegroep (0,202 versus 0,290; p=0,0003). Een secundair eindpunt van de studie was de verandering in vermoeidheid, gemeten met behulp van de ‘Fatigue Symptom and Impact Questionnaire-Relapsing Multiple Sclerosis’ (FSIQ-RMS). Bij ponesimod was er na 108 weken geen sprake van een verschil ten opzichte van baseline. Bij patiënten in de controlegroep behandeld met teriflunomide daarentegen was er een significante toename in vermoeidheid. Een ander secundair eindpunt was de som van nieuwe gadoliniumaankleurende laesies plus nieuwe of vergrote T2-laesies. Ook op dit punt was ponesimod superieur aan teriflunomide met 1,405 versus 3,164 (ratio 0,44 [95%-BI: 0,36-0,54]; p<0,0001). Voor de 12- en 24-weeks bevestigde invaliditeitsprogressie werd geen significant verschil gevonden tussen de twee behandelingen.
Over het algemeen werd ponesimod goed verdragen. Zowel het totaal aantal behandelingsgerelateerde bijwerkingen (88,8%) als het aantal ernstige bijwerkingen (8,7%) was vergelijkbaar met teriflunomide (respectievelijk 88,2% en 8,1%). De meest voorkomende bijwerkingen betroffen de categorie van hepatobiliaire aandoeningen en afwijkende leverwaarden, gevolgd door hypertensie en pulmonale bijwerkingen.
Conclusie
Ponesimod laat zien superieur te zijn aan teriflunomide in deze eerste grote studie waarin twee orale middelen voor de behandeling van MS direct met elkaar werden vergeleken. De klinische effectiviteit in combinatie met het relatief milde bijwerkingenprofiel maken dat ponesimod een welkome toevoeging kan zijn aan de behandelmogelijkheden van relapsing-remitting MS.
Kappos L, Burcklen M, Freedman MS, et al. Efficacy and safety of ponesimod compared to teriflunomide in patients with relapsing multiple sclerosis: results of the randomized, active-controlled, double-blind, parallel-group phase 3 OPTIMUM study. Gepresenteerd tijdens ECTRIMS 2019; abstract 93.