NEUROCHIRURGIE

Diagnose en behandeling van ulnaropathie bij de elleboog

TNN - jaargang 121, nummer 3, juni 2020

dr. G.C.W. de Ruiter , dr. C. Verhamme , prof. dr. J.H. Coert , dr. B.A. Coert

SAMENVATTING

Neuropathie van de nervus ulnaris bij de elleboog komt frequent voor en kan in sommige gevallen leiden tot ernstige klachten. Dit artikel gaat in op zowel het klinisch beeld, de diagnostiek en conservatieve behandeling, alsook op de verschillende operatie-indicaties en technieken, waaronder primaire decompressie van de nervus ulnaris, subcutane en submusculaire transpositie. Ook de behandelingsmogelijkheden voor persisterende of recidiverende ulnaropathie na primaire chirurgische behandeling worden besproken. Ten slotte komt de klinische relevantie van verschillende anatomische varianten aan bod.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2020;121(3):105–10)

Lees verder

Therapeutische mogelijkheden en ethische vragen rond neurotechnologie: een blik op de toekomst

TNN - jaargang 121, nummer 2, april 2020

H. Arnts , G.A.M. Widdershoven , G. Meynen , P.R. Schuurman , P. van den Munckhof

SAMENVATTING

De laatste jaren is er een sterke opkomst van ontwikkelingen op het gebied van de neurotechnologie. Het aantal non-invasieve en invasieve methoden om informatie van de hersenen te analyseren en veranderingen aan te brengen in hersenprocessen neemt in snel tempo toe. Steeds meer neurologische aandoeningen kunnen hierdoor beter behandeld worden. De mogelijkheden van de neurotechnologie brengen ook ethische vragen met zich mee op het gebied van privacy, ‘informed consent’, identiteit en gelijkheid. In dit overzichtsartikel wordt de stand van zaken op het gebied van neurotechnologische ontwikkelingen in kaart gebracht en worden ethische vragen die gesteld moeten worden bij het beoordelen van deze vorm van technologische vooruitgang beschreven.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2020;121(2):59–65)

Lees verder

Intrathecale baclofenpomp en selectieve dorsale rhizotomie bij de behandeling van spasticiteit bij kinderen: een overzicht

TNN - jaargang 120, nummer 6, december 2019

drs. K.M. Slot , prof. dr. A.I. Buizer

SAMENVATTING

Bij de behandeling van spasticiteit bij kinderen met cerebrale parese zijn naast medicamenteuze therapieën enkele chirurgische behandelingen beschikbaar. Voor patiënten met een bilaterale spastische parese, met een milde tot matige motorische beperking (grof motorisch functioneren classificatie systeem (GMFCS)-score I, II en III) kan een selectieve dorsale rhizotomie (SDR) overwogen worden om het lopen te verbeteren. Bij deze ingreep wordt een deel van de lumbale sensibele zenuwen doorgenomen. Voor kinderen die matig tot ernstig zijn aangedaan (GMFCS II, III, IV en V) kan intrathecale baclofen (ITB) effectief zijn. Hierbij wordt middels een medicijnpomp in de buik continu baclofen intrathecaal toegediend. Zowel de indicatiestelling als uitvoering van een SDR of ITB vergt een uitgebreide multidisciplinaire aanpak, om zo het beste resultaat voor de patiënt en diens ouders of verzorgers te bereiken.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2019;120(6):212–7)

Lees verder

Lumbale hernia nuclei pulposi bij Kinderen

TNN - jaargang 120, nummer 5, oktober 2019

dr. D.R. Buis , drs. T. Jiya , dr. M. Engelen , dr. P. Bouma , drs. K.M. Slot , dr. F.W. Hoefnagels , drs. E.J. Wouda , dr. G.J. Bouma

SAMENVATTING

Een lumbale hernia nuclei pulposi (HNP) is bij kinderen veel zeldzamer dan bij volwassenen. Kinderen met een lumbale HNP hebben relatief vaak alleen rugpijn, vrijwel altijd een positieve proef van Lasègue, en vaak een indrukwekkende reactieve scoliose. De differentiaaldiagnose van een lumbale HNP bij een kind bestaat uit: spondylodiscitis, spondylolyse, een apofyseale ringfractuur, tumoren van de lumbale wervelkolom of aspecifieke lage rugpijn. Bij een verdenking op HNP is een MRI van de lumbale wervelkolom met ten minste een sagittale en axiale T1- en T2-gewogen sequentie het onderzoek van keuze. Net als bij volwassenen is conservatieve behandeling de eerste keus. Indicaties voor chirurgie van een lumbale HNP bij een kind zijn een caudasyndroom, progressieve motorische uitval of ernstige onhoudbare pijn die niet reageert op analgetica of niet verbetert na 8–12 weken conservatieve therapie.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2019;120(5):174–81)

Lees verder

Nieuwe evoluties in diepehersen-stimulatie bij bewegingsstoornissen

TNN - jaargang 119, nummer 6, december 2018

dr. D. Crosiers

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2018;119(6):206)

Lees verder

Diepehersenstimulatie: van paradoxen naar nieuwe inzichten, technieken en indicaties

TNN - jaargang 119, nummer 6, december 2018

dr. M. Beudel , D.L.M. Oterdoom , M.E. van Egmond , prof. dr. T. van Laar , prof. dr. M.A.J. de Koning-Tijssen , prof. dr. J.M.C. van Dijk

SAMENVATTING

Anno 2018 wordt diepehersenstimulatie (‘deep brain stimulation’; DBS) al meer dan 30 jaar toegepast. DBS wordt het meest toegepast bij patiënten met de ziekte van Parkinson, maar ook bij hyperkinetische bewegingsstoornissen, waaronder tremor en dysto-nie. Op het eerste gezicht lijkt het paradoxaal dat stimulatie van identieke hersenkernen bij de ene patiënt bradykinesie kan doen verminderen en bij de andere patiënt juist overtollige bewegingen doet afnemen. In de afgelopen jaren is door deze ogenschijnlijk paradoxale effecten van DBS de hypothese over hoe het netwerk van cortex en basale kernen functioneert veranderd. Er lijkt functioneel namelijk geen sprake te zijn van eenvoudige inhibitie of excitatie, zoals voorheen werd gedacht. Eerder lijkt het te gaan om selectieve modulatie van pathologische oscillerende hersenactiviteit. Door nieuwe beeldvormingsmodaliteiten kunnen wittestofbanen nu beter in beeld worden gebracht. Hierdoor is duidelijk geworden dat de daadwerkelijk gestimuleerde structuren bij DBS meer de wittestofbanen dan de hersenkernen zijn. Deze nieuwe inzichten in pathologische oscillaties en betrokken structuren geeft meer inzicht in de werking van DBS, of beter gezegd neuromodulatie. Door deze toename van kennis is het tevens mogelijk om de instellingen van DBS te optimaliseren en het indicatiegebied van DBS uit te breiden. In dit artikel worden deze nieuwe ontwikkelingen besproken met een vertaalslag naar de huidige klinische praktijk.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2018;119(6):207–14)

Lees verder

Cerebraal amyloïdoom

TNN - jaargang 119, nummer 5, oktober 2018

P.J. Van Dyck-Lippens , dr. J. Deckers , dr. J. Wuyts , dr. T. Bosman

SAMENVATTING

Een 51-jarige man presenteert zich met een sinds 10 jaar traag progressief sensorimotorisch hem ibeeld links. Opeenvolgende MRI-scans tonen een over de jaren traag uitbreidend letsel, rechts fronto-pariëtaal in de witte stof gelegen. Aanvullende opwerking kan de uitgebreide differentieeldiagnose niet verfijnen. Een open hersenbiopsie wordt uitgevoerd en pathologisch onderzoek toont de diagnose van een cerebraal amyloïdoom aan. Klinisch kenmerkt het cerebraal amyloïdoom zich door een traag toenemend neurologisch deficit met eventueel epilepsie. Radiologisch valt het te herkennen door de typische periventriculaire locatie met meestal contrastaan kleuring volgens een fijn, radiair patroon. Therapeutische opties zijn beperkt en bestaan meestal uit resectie, wat curatief is.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2018;119(5):172–7)

Lees verder