NEUROCHIRURGIE

Selectieve dorsale rhizotomie als behandeling bij spastische cerebrale parese

TNN - jaargang 119, nummer 4, augustus 2018

B.H.M. Martens , dr. P.E.M. van Schie , dr. W.J.R. van Ouwerkerk , prof. dr. J.G. Becher , prof. dr. R.J. Vermeulen , prof. dr. A.I. Buizer

SAMENVATTING

Ongeveer 75% van de patiënten met cerebrale parese (CP) heeft een spastische parese, die directe invloed kan hebben op bewegingsvaardigheden en verzorging. Behandeling van CP is multidisciplinair en richt zich op meerdere niveaus van functioneren. Selectieve dorsale rhizotomie (SDR) is een chirurgische behandeling voor spasticiteit die geschikt is voor een deel van de patiënten met spastische CP. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de etiologie en behandeling van CP met een focus op indicatiestelling, effecten van en nabehandeling bij SDR.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2018;119(4):123–7)

Lees verder

Neurochirurgische dilemma’s bij traumatisch hersenletsel

TNN - jaargang 119, nummer 2, april 2018

T.A. van Essen , dr. G.C.W. de Ruiter , H.F. den Boogert , V. Volovici , prof. dr. A.I. Maas , prof. dr. W.C. Peul

SAMENVATTING

Traumatisch hersenletsel gaat gepaard met een hoge mortaliteit. Bij diegenen die overleven, kan het een grote weerslag hebben op de kwaliteit van leven door de resterende lichamelijke, cognitieve of psychosociale beperkingen. Neurochirurgische interventies kunnen bij bepaalde patiënten met traumatisch hersenletsel de mortaliteit en morbiditeit reduceren. De neurochirurgische indicatiestelling is echter onduidelijk en de huidige bewijskracht voor deze interventies is laag. Als gevolg varieert de zorg voor traumatisch hersenletsel tussen neurochirurgen en voor een deel zijn de oorzaken van deze praktijkvariatie onbekend. Recente en net opgezette studies veranderen in een relatief korte tijd de bewijskracht. Pragmatisch opgezette studies met een zogenoemd ‘comparative effectiveness’-design zijn het meest veelbelovend om de bewijskracht te verhogen.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2018;119(2):46–51)

Lees verder

Hemangioblastomen, informatie en richtlijnen voor de neuroloog en de neurochirurg

TNN - jaargang 118, nummer 2, juni 2017

dr. S. Bamps , prof. dr. J. Goffin , prof. dr. J. van Loon , prof. dr. F. Van Calenbergh , prof. dr. R. Sciot , prof. dr. E. Legius , prof. dr. S. De Vleeschouwer

SAMENVATTING

Hemangioblastomen kunnen sporadisch voorkomen of zijn geassocieerd aan de ziekte van Von Hippel-Lindau. Op basis van een literatuuranalyse wordt informatie gegeven omtrent de epidemiologie, de symptomatologie, de diagnose, de behandeling, de opvolging en screening van hemangioblastomen en een eventuele ziekte van Von Hippel-Lindau.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2017;118(2):65–9)

Lees verder

Intraoperatieve neurofysiologische monitoring bij neurochirurgische ingrepen

TNN - jaargang 117, nummer 4, december 2016

dr. G. Drost , dr. F. Lange , dr. H.L. Journee , E.B. Muskens , prof. dr. E.W. Hoving , prof. dr. A.R. Absalom , dr. M.H. Coppes , dr. J.M.A. Kuijlen , dr. J.D.M. Metzemaekers , dr. J.R. Jeltema , D.L.M. Oterdoom , dr. M. Wagemakers , prof. dr. J.M.C. van Dijk , prof. dr. R.J.M. Groen

Samenvatting

Het Universitair Medisch Centrum Groningen is de pionier in Nederland op het gebied van intraoperatieve neurofysiologische monitoring (IONM) bij neurochirurgische ingrepen. Sinds vele jaren worden operaties bij brughoektumoren, hemifacialisspasme, intramedullaire tumoren en ‘tethered spinal cord’- syndromen uitgevoerd met IONM. Het is een complexe activiteit. De metingen vereisen technische expertise en de beoordeling is niet altijd eenduidig.

Nooit is onomstotelijk aangetoond dat de toepassing van IONM de kans op complicaties vermindert. Het is wel bekend dat bij spinale chirurgie IONM het optreden van schade goed kan voorspellen. De European Association of Neurosurgical Societies organiseerde in de zomer van 2015 een congres in Verona met IONM als centraal thema. Daar is onderstreept dat IONM voor sommige neurochirurgen een onmisbaar hulpmiddel is geworden bij diverse soorten operaties aan het centrale en perifere zenuwstelsel. In dit artikel wordt dieper ingegaan op dit gegeven. De verschillende technieken en toepassingen worden besproken, evenals de ervaringen binnen de Groninger neurochirurgie.

(Tijdsch Neurol Neurochir 2016;117(4):157-67)

Lees verder

Kinderepilepsiechirurgie in Nederland: patiëntkarakteristieken en chirurgische uitkomsten tussen 1990 en 2011

TNN - jaargang 117, nummer 3, september 2016

dr. H.J. Lamberink , dr. K. Boshuisen , dr. P.C. van Rijen , dr. P.H. Gosselaar , prof. dr. K.P.J. Braun , namens de Landelijke Werkgroep Epilepsie Chirurgie (LWEC)

Samenvatting

In Nederland worden sinds 1990 kinderen met refractaire epilepsie geopereerd. In dit artikel wordt de gehele Nederlandse populatie van kinderen die geopereerd zijn tussen 1990 en 2011 beschreven (n=234), met als doel veranderingen over de tijd te bestuderen en voorspellers voor postoperatieve aanvalsvrijheid te identificeren. We vergeleken de patiëntkarakteristieken, chirurgische variabelen, complicaties en aanvals- en medicatievrijheid tussen 2 gelijke tijdvakken van 11 jaar. Het aantal operaties per jaar is gestegen, waarbij er vaker kinderen met een corticale aanlegstoornis werden geopereerd, en MEG en invasieve monitoring vaker werden toegepast. Vier procent had een ernstige complicatie. Twee jaar na de operatie was 74% van de patiënten compleet aanvalsvrij. Dit verschilde niet tussen de onderzochte tijdvakken. Wel nam het percentage patiënten dat 2 jaar postoperatief geen anti-epileptica meer gebruikte toe van 13% naar 32%. Een lagere kans op succes werd voorspeld door multilobaire chirurgie, intracraniële monitoring, ‘overige’ etiologie, en langere duur van epilepsie. Ondanks de toename in complexe casuïstiek is het succespercentage hoog en gelijk gebleven in vergelijking met eerdere jaren, en is de veiligheid van patiënten gewaarborgd met weinig opgetreden complicaties. De gevonden relatie tussen korte duur van epilepsie en succesvolle epilepsiechirurgie pleit voor vroege en laagdrempelige verwijzing naar de landelijke werkgroep epilepsiechirurgie (LWEC) ter evaluatie van de mogelijkheden van operatief ingrijpen.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2016;117(3):110-9)

Lees verder

Kwaliteit van leven na hemicraniëctomie wegens een ruimte-innemend herseninfarct

TNN - jaargang 117, nummer 2, juni 2016

dr. T. van Middelaar , dr. E. Richard , dr. M.C. Visser , P. van den Munckhof , prof. dr. J. Stam , dr. P.J. Nederkoorn

Samenvatting

Hemicraniëctomie wegens een ruimte-innemend herseninfarct bij patiënten jonger dan 60 jaar leidt tot een sterke afname van de mortaliteit. Veel patiënten overleven echter met ernstige functionele beperkingen. Wij hebben de kwaliteit van leven van deze patiëntengroep onderzocht door middel van een cohortonderzoek en een systematisch overzicht van de literatuur. Hieruit blijkt dat de kwaliteit van leven op het gebied van fysieke gezondheid, zoals verwacht, duidelijk slechter is dan die van gezonde leeftijdsgenoten. Kwaliteit van leven op het gebied van mentale gezondheid is echter redelijk vergelijkbaar met leeftijdsgenoten. Patiënten met een infarct in de dominante hemisfeer lijken geen slechtere kwaliteit van leven te hebben. Meer dan de helft van de mantelzorgers geeft aan ernstig belast te zijn. De bevindingen uit deze onderzoeken kunnen meegenomen worden in de behandeloverweging bij patiënten met een ruimte-innemend herseninfarct.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2016;117(2):63–6)

Lees verder

Chordomen: huidige stand van zaken en nieuwe ontwikkelingen

TNN - jaargang 117, nummer 1, maart 2016

dr. R.G.C. Santegoeds , dr. Y. Yakkioui , prof. dr. J.J. van Overbeeke , prof. dr. Y. Temel

Samenvatting

Een chordoom is een zeldzame primaire bottumor die uitgaat van het axiale skelet, met name ter hoogte van de schedelbasis en het sacrum. Verondersteld wordt dat deze tumoren uitgaan van embryonale restanten van het notochord. Het betreft een zeldzame tumor, die voorkomt bij relatief jonge mensen. De behandeling bestaat op dit moment uit een zo maximaal mogelijke resectie, aangevuld met proton- of carbon-ionradiotherapie. Desalniettemin is de prognose over het algemeen slecht. Recentelijk zijn er nieuwe ontdekkingen op het gebied van de moleculaire mechanismen gedaan, die gebruikt kunnen worden om nieuwe therapieën te ontwikkelen. In dit artikel wordt de stand van zaken besproken en een overzicht van de recente bevindingen in het onderzoeksveld geboden.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2016;117(1):17–24)

Lees verder