TNN - jaargang 113, nummer 3, juni 2012
dr. J. Nicolai
Een van de zeer ernstige bijwerkingen van carbamazepine is het ontwikkelen van een stevens-johnsonsyndroom of een toxisch epidermale necrolyse. Dit risico is relatief hoog bij bepaalde humane leukocytenantigenen (HLA)-typeringen, met name bij HLA-B*1502 positiviteit. In West-Europa komt dit nauwelijks voor bij de autochtone bevolking. In Zuidoost-Azië is de frequentie van HLA-B*1502 daarentegen relatief hoog. In een prospectieve studie is bewezen dat screening op HLA-B*1502 zeer effectief is om deze ernstige huidreacties te voorkomen. In dit artikel wordt de huidige stand van zaken op het gebied van HLA-typen en ernstige huidreacties na carbamazepine besproken en advies gegeven hoe dit zo goed mogelijk te voorkomen.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2012;113:133-4)
TNN - jaargang 113, nummer 2, april 2012
G.J.D. Hengstman , prof. dr. R.M.M. Hupperts , dr. E.Th.L. van Munster , T.A.M. Siepman , dr. S.T.F.M. Frequin , B. de Jong , dr. J. Killestein , E.A.C.M. Sanders
Fingolimod is het eerste orale immuunmodulerende middel dat geregistreerd is voor de behandeling van relapsing remitting multipele sclerose. Naast een duidelijk gunstig effect op het beloop van multipele sclerose heeft het middel ook enkele potentieel nadelige effecten waarmee men in de dagelijkse praktijk rekening moet houden. Zo dient er aandacht te zijn voor het optreden van bradycardieën en atrioventriculaire geleidingsstoornissen na de eerste gift, macula-oedeem, een verhoogde kans op met name herpesinfecties, huidmaligniteiten, gestoorde leverfuncties, hypertensie en een verminderde longfunctie. In een consensusbijeenkomst is door een groep van neurologen met bijzondere expertise op het gebied van multipele sclerose een praktische richtlijn opgesteld omtrent het veilig en verantwoord gebruik van dit middel. Deze richtlijn is voor zover mogelijk gebaseerd op gegevens verkregen uit diverse klinische studies.
(Tijdschr Neurol Neurochir 2012;113:82-9)
TNN - jaargang 113, nummer 1, februari 2012
drs. J-D. Vermeij , drs. W.F. Westendorp , D.W.J. Dippel , prof. dr. D. van de Beek , dr. P.J. Nederkoorn
Infecties komen vaak voor na een beroerte, met incidenties variërend van 5 tot 65%. Deze hoge incidentie wordt enerzijds veroorzaakt door de slechte klinische conditie van de patiënt en anderzijds waarschijnlijk ook door een verminderde afweer na het doormaken van een beroerte (‘stroke-induced immunodepression’). Het doormaken van een infectie, zoals een longontsteking of een urineweginfectie, is een onafhankelijke voorspeller voor een slechte uitkomst na een beroerte. In de dagelijkse praktijk worden patiënten die na een beroerte een infectie oplopen zo snel mogelijk behandeld met antibiotica. In een meta-analyse van vier gerandomiseerde studies is aangetoond dat het preventief toedienen van antibiotica aan patiënten met een beroerte het aantal infecties significant vermindert. Of hiermee ook de functionele uitkomst verbetert, is echter nog niet bekend. Dit wordt momenteel onderzocht in de Preventive Antibiotics in Stroke Study (PASS).
(Tijdschr Neurol Neurochir 2012;113:31-6)