SAMENVATTING

Een extracraniële dissectie van de a. carotis en/of de a. vertebralis is bij jonge patiënten een belangrijke risicofactor voor het optreden van een herseninfarct. In enkele observationele studies betekende een dissectie een hoog risico op een recidief herseninfarct. Het was tot op heden onbekend of plaatjesaggregatieremmers (PAR) dan wel orale anticoagulantia (OAC) het risico op een herseninfarct bij een dissectie het meest verkleinden. Het doel van dit onderzoek was deze 2 profylactische regimes zowel klinisch als radiologisch met elkaar te vergelijken.

Tussen 2006 en 2013 werden in 46 ziekenhuizen in het Verenigd Koninkrijk en Australië in totaal 250 patiënten met een halsslagaderdissectie (118 a. carotis, 132 a. vertebralis) geïncludeerd in deze gerandomiseerde open-labelstudie. Het betrof zowel spontane als traumatische dissecties. De klachten waarmee patiënten zich presenteerden waren in 90% van de gevallen ischemisch van aard (herseninfarct/TIA/retina-ischemie) en bij de resterende patiënten hoofdpijn of een Hornersyndroom. Na randomisatie (binnen 7 dagen na het begin van de symptomen) werden patiënten behandeld gedurende 3 maanden met PAR of OAC (INR 2,0–3,0 met of zonder ‘bridging’ met heparine). Na deze periode kon de behandeld arts zelf aangeven welke behandeling in zijn of haar ogen diende te worden gegeven. Gedurende een jaar werden patiënten vervolgd. In de 9 maanden waarin de keuze van de behandeling vrij was, daalde het gebruik van OAC sterk, van 50% bij 3 maanden naar 18% bij 6 maanden en 6% bij 12 maanden. De primaire uitkomstmaat was een ipsilateraal herseninfarct of overlijden. Een secundaire uitkomstmaat was angiografische recanalisatie van de dissectie.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2019;120(3):123-4)